In mijn verhalen komt regelmatig een merel voor. Wat maakt de merel zo bijzonder en wat is zijn bijdrage voor mijn boeken?
Een vroege vogel
Mijn afstudeeropdracht heb ik in boekvorm uitgegeven. Er staat een merel voorop. Voorin, op een eigen en verder lege pagina, staat in goudkleurige letters dit gedichtje:
merel
je zingt al
voor het morgenrood
ik voel het niet mijn uitzicht dood
en toch bij wie het duister tart
belooft je lied een nieuwe start
Het boekje is een onderzoek over verlies en rouw en heet: ‘Zorg voor wie langer rouwt.’ De merel zingt hier over een kwetsbaar, nieuw begin na een donkere nacht.
De merel blijft terugkomen
In het tweede hoofdstuk van mijn eerste roman (Opgenomen) wacht een oude vrouw in haar pijn op verlichting, waarvan ze weet dat die niet gaat komen. Wanneer haar verlossing onverwacht toch komt, klinkt in de tuin het gezang van een merel.
In de roman Hoogslim schrijft een hoogbegaafd meisje van zeven, Elsie genaamd, een verhaal over twee robotvogeltjes. Ze vertelt op zeer overtuigende wijze aan haar ouders waarom het merels moeten zijn.
Vogelzang
Zingt de merel mooier dan de nachtegaal? De zang van de merel is rijk en gevarieerd, terwijl de nachtegaal een complexe en emotionele zang heeft. Het is persoonlijk wat je mooier vindt. Ik geef de voorkeur aan de merel, die vroeg in de morgen een plekje opzoekt, hoog in een boom of bovenop een huis, om daar het allereerste ochtendlicht te zien gloren, zelfs voordat wij het opmerken.
En dan gaat hij zingen! Daar word ik nou blij van. Daarom zal er regelmatig een merel opduiken in mijn verhalen.